Het openlijk verkondigen van de boodschap
Het openlijk verkondigen van de boodschap
Drie jaar lang heeft de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, zijn boodschap aan individuen overgebracht. Er waren deugdzame mensen die het verwelkomden binnen Quraish maar ook daarbuiten. Langzamerhand werden de omstandigheden voor het openlijk verkondigen ervan gunstiger, Allah, de Verhevene, heeft toen het volgende neergezonden:
“En waarschuw jouw naaste familieleden. En wees bescheiden en nederig tegenover de gelovigen die jou volgen.”
De profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, heeft zijn naaste verwanten bijeengeroepen; Banu Haashim en sommigen van Banu Almuttalib.Hij zei, na het uitspreken van de geloofsverklaring en loftuiting aan Allah:
,,De padvinder vertelt zijn volk geen onwaarheid, ik zweer bij Allah dat ik jullie geen onwaarheden kan vertellen of jullie kan bedriegen. Ik zweer bij Allah, de enige God, dat ik Zijn gezant ben voor jullie in het bijzonder en voor de rest van de wereldbevolking. Ik zweer bij Allah dat jullie allemaal zullen sterven als jullie in slaap vallen, dat jullie opgewekt zullen worden als jullie wakker worden, dat jullie beoordeeld zullen worden naar jullie daden en dat jullie beloond zullen worden voor jullie deugdzame daden en bestraft zullen worden voor jullie ondeugdzame daden. Het is of eeuwig het paradijs of eeuwig de hel.”
Alle aanwezigen reageerden vriendelijk behalve zijn oom Abu Lahab, die zei: ,,Houdt hem tegen voordat de Arabieren hem omsingelen want jullie eer zal worden geschonden als jullie hem moeten uitleveren en jullie zullen worden vermoord als jullie hem proberen te verdedigen”. Abu Talib zei echter: ,,Ik zweer bij Allah dat wij hem zullen verdedigen zolang wij in leven zijn” en voegde daaraan toe tegen de profeet:
“Ga je gang en doe wat je is opgedragen. Ik zal je blijven steunen en verdedigen hoewel mijn geweten het niet toestaat de religie van Abdulmuttalib te verlaten”.
Boven de Safaa-berg
Toen het bovenstaande zich afspeelde, werd de volgende verklaring van Allah, de Verhevene, neergezonden:
“Verkondig wat bevolen is, en wend je af van de veelgodenaanbidders ” (Surah 15: Ayah 94)
De profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, besteeg op een dag de top van de Safaa-berg en riep: “Yaasabahaah”, d.w.z. “O, deze ochtend” en het werd een vast gebruik als waarschuwing wanneer een leger kwam om de stad aan te vallen of wanneer iets alarmerend aan de hand was.
Hij begon de verschillende stammen van Quraish bij naam op te roepen; ‘Oh Beni Fahr, oh Beni U’day, oh Beni Abd Munaaf, oh Beni Abdulmuttalib, enz.
Toen zij ervan hoorden vroegen ze zich af wie het was. De mensen antwoordden: “Mohammed”. Daarna zijn ze haastig naar hem toegegaan.Als ze er zelf niet heen konden, stuurden ze iemand om kennis te nemen van het bericht.
Toen zij dan allemaal bijeen waren gekomen zei de profeet: “Als ik jullie nu eens vertel dat er een leger is onderaan de vallei van deze berg, dat jullie zal aanvallen. Zouden jullie me dan geloven?”. Zij antwoordden: “Ja, want we hebben je gekend als iemand die alleen maar de waarheid vertelt en geen enkele onwaarheid”.
Hij zei: ,,Ik ben hier om jullie te waarschuwen voor een pijnlijke bestraffing. Ik ben ten opzichte van jullie zoals een verkenner die de vijand zag en vervolgens zijn volk ging roepen zodat die vijand geen kans heeft hen te overvallen. Maar de verkenner vreest dat de vijand eerder dan hemzelf zal arriveren en begon daarom te roepen met “Yaasabahaah”.
Hij verzocht hen daarna te verklaren dat er geen andere God bestaat dan Allah, de Verhevene, en dat Mohammed Zijn gezant is. Hij legde hen uit dat deze geloofsverklaring de redding is in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals. Hij waarschuwde hen vervolgens voor de bestraffing van Allah als zij de afgoderij niet zouden opgeven en als zij niet in zijn boodschap zouden geloven. De profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, voegde eraan dat zelfs hij hen niet kan redden voor de bestraffing en dat hij niets voor ze kan doen tegen de wil van Allah, de Verhevene.
Toen hij deze waarschuwing voltooide zijn de mensen weggegaan, zonder enige weerstand of verzet te tonen. Over Abu Lahab is echter overgeleverd, dat hij de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, kwaadaardig tegensprak: ,,Moge de rest van je dag niets zijn, is het hiervoor dat je ons laat bijeenkomen?”. Toen werd het volgende neergezonden:
“Vernietigd zijn de handen van Abu Lahab en vernietigd is hij”.
De meeste mensen van Quraish waren een beetje verbaasd want de waarschuwing kwam onverwacht. Zij konden daar tegenover geen standpunt bepalen en toen zij naar hun woningen terugkeerden, na rustig te hadden nagedacht en bijgekomen waren van hun verbazing, kwam hun arrogantie weer naar boven en hebben zij de waarschuwing met bespotting en minachting opgenomen. Toen de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, langs een groep mensen kwam, lachten zij hem uit en zeiden: ,,Is dit de man die Allah heeft gezonden? De zoon van Abu Kabshah die vanuit de hemel wordt ingesproken”. Abu Kabshah is de naam van een grootvader van de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, van zijn moeders kant. Deze verliet de religie van Quraish en koos voor het Christendom. Toen de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, de religie van Quraish verliet legden zij een verband tussen hem en zijn grootvader om zodoende hem te beledigen en te kwetsen.
De profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, ging door met zijn verkondiging en deed dat openlijk in hun gezelschap en tijdens bijeenkomsten. Hij las uit het boek van Allah en verzocht hen wat alle gezanten hun mensen hebben verzocht: “O mijn volk, aanbidt Allah, want er is voor jullie geen andere god dan Hij.” Hij begon Allah te aanbidden in hun aanwezigheid, zo ging hij ook overdag voor de Ka’bah bidden terwijl iedereen hem kon zien.
Zijn boodschap vond ingang bij mensen, de een na de ander omhelsde de religie van Allah, de Verhevene. Dit heeft geleid tot nijd en afkeer tussen de nieuwe moslims en tussen hun familieleden die zich niet tot de Islambekeerden.
Het beraad van Quraish
De mensen in Quraish verafschuwden wat er gaande was en waren er zeer ongelukkig mee. Het bedevaartseizoen was op komst en dat baarde hen zorgen. Zij kwamen bijeen bij Alwalied Ibn Almoeghirah, een oude man van goede huize, en vroegen hem om raad. Hij antwoordde: ,,Oh mensen van Quraish, het seizoen is in zicht en verschillende Arabische delegaties bezoeken jullie tijdens dit seizoen. Zij hebben over jullie vriend gehoord. Jullie moeten hierover één standpunt nemen zodat jullie straks hierover geen tegenstrijdige uitspraken doen”.
Zij zeiden: ,,Zeg jij het maar, bepaal jij maar een standpunt dat wij volgen”.
Hij antwoordde: ,,Nee, dat moeten jullie maar doen. Ik luister”.
Zij zeiden: ,,Wij zeggen dat hij een priester is”.
Hij zei: ,,Hij is geen priester, we hebben priesters gezien maar hij lijkt er niet op”.
Zij zeiden: ,,We zeggen dat hij gek is”.
Hij zei: ,,Hij is niet gek, wij weten goed wanneer iemand gek is. Er is niets van stuiptrekking of onzekerheid bij hem te zien”.
Zij zeiden: ,,Dan zeggen we dat hij een dichter is”.
Hij zei: ,,Dat is hij niet, we weten immers alles over gedichten, in allerlei vormen en maten, maar wat hij zegt, lijkt niet op gedichten”.
Zij zeiden: ,,Wij zeggen dat hij een magiër is”.
Hij antwoordde: ,,Dat is hij ook niet, wij weten alles over magie en magiërs en dat heeft niets met ‘het blazen op de knopen’ te maken”.
Zij vroegen: ,,Wat zeggen we dan?”.
Hij zei: ,,Ik zweer bij Allah dat zijn uitspraken schitterend en fraai zijn. Zijn uitspraken zijn bijzonder, erg origineel en hebben iets van schoonheid. Maar als jullie iets hierover zeggen, weet men onmiddellijk dat het niet klopt. Het meest overtuigende antwoord is waarschijnlijk als jullie zeggen dat hij een magiër is, ook wat betreft zijn uitspraken waarmee hij de mensen laat afkeren van hun eigen vader, vrouw, broer en stam.”
Zij verlieten hem nadat zij het daarover eens waren geworden, blokkeerden de weg om de bedevaartgangers die arriveerden, voor de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, te waarschuwen. Men werd hiervan op de hoogte gesteld voordat men hem zag.
Tijdens de bedevaartdagen ging de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, naar bijeenkomsten en huizen. Hij verkondigde zijn boodschap en riep hen op zich tot de Islam te bekeren. Hij zei: ,,Oh mensen, zeg dat er geen God is behalve Allah want dat is jullie voorspoed”.
Abu Lahab volgde hem, vertelde de mensen dat hij niet de waarheid vertelde en viel hem lastig. De Arabieren vertrokken na het bedevaartseizoen, terwijl zij van de profeet, Allah’s zegen en vrede zij met hem, wisten. Zodoende werd hij bekend in alle Arabische gebieden.