maandag , november 25 2024
Home | Artikelen | Voor het begin van het gebed

Voor het begin van het gebed

Voor het begin van het gebed

27. O Allah, scheid mij van mijn zonden zoals U het Oosten van het Westen heeft gescheiden. O Allah, reinig mij van mijn zonden zoals de witte stof wordt gewassen van vlekken. O Allah, was mijn zonden weg met ijs en water en vorst. [1].

“اللَّهُمَّ بَاعِدْ بَيْنِي وَ بَيْنَ خَطَايَايَ كَمَا بَاعَدْتَ بَيْنَ المشْرِقِ وَ المغْرِبْ,اللَّهًُمَّ نَقِّنِي مِنْ خَطَايَايَ, كَمَا يُنَقَّى الثَّوْبُ الأَبْيَضُ مِنَ الدَّنَس, اللَّهُمَّ اغْسِلْنِي مِنْ خَطَايَايَ, بالثَّلْجِ وَ الماءِ وَ الْبَرَد.”

“Allaahoemma baa’id baynie wa bayna khataayaya kamaa baa’adta bayna lmashriqie wa lmaghrib, Allaahoemma naqqienie mien khataayaaya kama yoenaqqa tthawboe l-abyadoe mina ddanas, Allaahoemma ghsielnie mien khataayaaya, bit-thaldji wa lmaa-ie wa lbarad”.

28. Volmaakt bent U, O Allah! En U komt lof toe en gezegend is Uw naam en verheven Uw majesteit en buiten U is er niets of iemand waard aanbeden te worden. [2].

“سُبْحَانَكَ اللَّهُمَّ وَ بحَمْدِكَ, وَ تَبَارَكَ اسْمُكَ, وَ تَعَالَى جَدُّكَ, وَ لاَ إِلَهَ غَيْرُكَ.”

“Soebh’aanaka Allaahoemma wa bieh’amdieka, wa tabaaraka smoeka, wa ta’aala djaddoeka wa la ielaaha ghayroek”

29. Ik keer mijn gezicht naar de Enige, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, als een ware gelovige. Ik associeer niemand anders met Allah. Voorwaar mijn gebed en mijn toewijding, mijn leven en mijn dood, zijn voor Allah, Heer van de Werelden, Hij heeft geen deelgenoten. Dus ik ben bevolen en ik ben tussen hen die zich hebben onderworpen. O Allah, U bent de Eigenaar van de schepping, er is geen God dan U. U bent mijn Heer en ik ben Uw dienaar. Ik heb mijn eigen ziel tekort gedaan en ik erken mijn zonden. Vergeef mij al mijn zonden, voorzeker niemand kan zonden vergeven dan U. Leidt mij tot de perfectie van mijn karakter, want niemand mag mij leiden tot haar perfectie dan U alleen. Bescherm mij tegen de kwaadheden van mijn karakter, voorwaar niemand kan mij beschermen tegen haar slechtheden dan U. Ik sta voor U en ik smeek U. Alle goedheid is in Uw handen, kwaad kan U niet raken. Ik plaats mij voor U, U bent meest gezegend, meest Verheven. Ik zoek Uw vergiffenis en toon berouw aan U. [3].

“وَجَّهْتُ وَجْهِيَ لِلَّذِي فَطَرَ السَّمَاوَاتِ وَ اْلأَرْضِ حَنِيفًا وَ مَا أَنَا مِنَ اْلمشْرِكِين, إِنَّ صَلاَتِي, وَ نُسُكِي, وَ مَحْيَايَ, وَ مَمَاتِي للهِ رَبِّ الْعَالَمِين, لاَ شَرِيكَ لَه وَ بذَلِكَ أُمِرْتُ وَ أَنَا مِنَ المسْلِمِين. اللَّهُمَّ أَنْتَ المَلِكُ لاَ إِلَهَ إِلاَّ أَنْت. أَنْتَ رَبّي وَ أَنَا عَبْدُك, ظَلَمْتُ نَفْسِي وَ اعْتَرَفْتُ بذَنْبي فَاغْفِرْ لِي ذُنُوبي جَمِيعًا إِنَّهُ لاَ يَغْفِرُ الذُّنُوبَ إِلاَّ أَنْت. وَ اهْدِنِي لأَحْسَنِ الأَخْلاَقْ لاَ يَهْدِي لأَحْسَنِهَا إِلاَّ أَنْت, وَ اصْرِفْ عَنِّي سَيِّئَهَا, لاَ يَصْرِفُ عَنِّي سَيِّئَهَا إِلاَّ أَنْت, لَبَّيِْكَ وَ سَعْْدَيْكَ, وَ الْخَيْرُ كُلُّهُ بيَدَيْكَ, وَ الشَّرُّ لَيْسَ إِلَيْك, أَنَا بِكَ وَ إِلَيْكَ, تَبَارَكْتَ وَ تَعَالَيْتَ, أَسْتَغْفِرُكَ وَ أَتُوبُ إِلَيْك.”

“Wadjjahtoe wadjhieya lielladhie fatara ssamaawaatie wa l-ardie haniefan wa maa ana miena lmoeshriekien, ienna salaatie, wa noesoekie, wa mah’yaaya, wa mamaatie liellaahie Rabbie l’aalemien, laa sharieka lahoe wa bie dhaalieka oemiertoe wa ana miena lmoesliemien. Allaahoemma anta lmaliekoe laa iellaaha iellaa ant. Anta Rabbie wa ana ‘abdoek, dhzalemtoe nafsie wa’taraftoe bidanbie faghfierlie dhoenoebie djammie’an iennahoe laa yaghfieroe ddhoenoeba iellaa ant. Wahdienie li-ah’sanie l-akhlaaqie laa yahdie li-ah’sanieha iella ant, wasrief ‘annie sayyie-aha, laa yasrifoe annie sayyie-aha iella ant, labbayka wa sa’dayk, walkhayroe koelloehoe bieyadayk, wassharroe laysa ielayk, ana bieka wa ielayka tabaarakta wa ta’aalayt, astaghfieroeka wa atoeboe ielayk”.

30. O Allah, Meester van Djiebraa-iel, Miekaa-iel en Israafiel. Maker van de hemelen en de aarde. Kenner van het ongeziene en verborgene. U bent de Rechter van Uw dienaren in wat dan ook. Leidt mij naar hen die waarheid verklaren bij Uw verlof. Voorzeker U leidt wie U ook wil naar het pad van rechtvaardigheid. [4].

“اللَّهُمَّ رَبَّ جِبْرِيلَ, وَ مِيكَائِيلَ, وَ إِسْرَافِيلَ فَاطِرَ السَّمَاوَاتِ وَ الأَرْضِ, عَالِمَ الْغَيْبِ وَ الشَّهَادَة, أَنْتَ تَحْكُمُ بَيْنَ عِبَادِكَ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُون. اهْدِنَا لمَا اخْتُلِفَ فِيهِ مِنَ الْحَقِّ بإِذْنِك إنَّكَ تَهْدِي مَنْ تَشَاءُ إِلَى صِرَاطٍ مُسْتَقِيم.”

“Allaahoemma Rabba Djibraa-iela, wa miekaa-ieela, wa Israafieela faatira ssamaawaatie wa l-ard, ‘aalima lghaybie wa sshahaadah, anta tah’koemoe bayna ‘iebaadieka fieema kaanoe fiehie yakhtaliefoen iehdina liemaa khtoeliefa fiehie miena lh’aqqie bie iedhniek iennaka tahdie men tashaa-oe iela sieraatien moestaqiem”.

31. Allah is de Grootste, de Allergrootste, Allah is de Grootste, de Allergrootste, Allah is de Grootste, de Allergrootste. Volstrekte lof is aan Allah. Volstrekte lof is aan Allah. Volstrekte lof is aan Allah. De prijzingen zij Allah in de ochtend en in de avond. (Reciteer drie keer in het Arabisch) Ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen de Shaytan. Voor zijn inblazing en zijn spugen en zijn influisteringen. [5].

“اللَّهُمَّ رَبَّ جِبْرِيلَ, وَ مِيكَائِيلَ, وَ إِسْرَافِيلَ فَاطِرَ السَّمَاوَاتِ وَ الأَرْضِ, عَالِمَ الْغَيْبِ وَ الشَّهَادَة, أَنْتَ تَحْكُمُ بَيْنَ عِبَادِكَ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُون. اهْدِنَا لمَا اخْتُلِفَ فِيهِ مِنَ الْحَقِّ بإِذْنِك إنَّكَ تَهْدِي مَنْ تَشَاءُ إِلَى صِرَاطٍ مُسْتَقِيم.”

“Allaahoe Akbaroe Kabiera, Allaahoe Akbaroe Kabiera, Allaahoe Akbaroe Kabiera, wa lh’amdoe liellaahie kathiera, wa lh’amdoe liellaahie kathiera, wa lh’amdoe liellaahie kathiera, wa Soebh’aana Allaahie boekratan wa asiela”. “A’oedhoe biellaahie miena sshaytan: mien nafkhiehie, wa nafthiehie, wa hamzieh”.

32. O Allah, lof is aan U [6]. U bent het licht van de hemelen en de aarde en alles wat zij bevatten. Lof is aan U, U bent de Maker van de hemelen en de aarde en alles wat zij bevatten. [Lof is aan U, U bent de Heer van de hemelen en de aarde en alles wat zij bevatten.] [Lof is aan U, U heeft heerschappij over de hemelen en de aarde en alles wat zij bevatten]. [Lof is aan U, U bent de Bezitter van de hemelen en de aarde en alles wat zij bevatten.] [En lof is aan U.] [U bent waarheid, Uw Belofte is de waarheid, Uw Woord is de waarheid, Uw tegemoetkoming is de waarheid, de Paradijs is de waarheid, de Hel is de waarheid, en de Profeten zijn de waarheid en Mohammad (moge vrede en zegeningen van Allah over hem zijn), is waarheid, en het Uur van Rechtspraak is waarheid.] [O Allah, aan U heb ik mij onderworpen, en op U vertrouw ik. Ik heb in U geloofd en tot U keer ik in berouw. Ter wille van U bestrijd ik en bij Uw maatstaf oordeel ik. Vergeef me voor wat ik gedaan heb en wat ik achter gelaten heb, wat ik heb verborgen en wat ik heb verklaard.] [U bent de Eerste en U bent de Laatste, er is geen God dan U.] [U bent mijn God, er is geen God dan U.] [7].

للّهُـمَّ لَكَ الْحَمْدُ أَنْتَ نـورُ السَّمـواتِ وَالأَرْضِ وَمَنْ فيـهِن ، وَلَكَ الْحَمْدُ أَنْتَ قَـيِّمُ السَّـمواتِ وَالأَرْضِ وَمَنْ فيـهِن ، [وَلَكَ الْحَمْدُ أَنْتَ رَبُّ السَّـمواتِ وَالأَرْضِ وَمَنْ فيـهِن] [وَلَكَ الْحَمْدُ لَكَ مُلْـكُ السَّـمواتِ وَالأَرْضِ وَمَنْ فيـهِن] [وَلَكَ الْحَمْدُ أَنْتَ مَلِـكُ السَّـمواتِ وَالأَرْضِ ] [وَلَكَ الْحَمْدُ] [أَنْتَ الْحَـقّ وَوَعْـدُكَ الْحَـق ، وَقَوْلُـكَ الْحَـق ، وَلِقـاؤُكَ الْحَـق، وَالْجَـنَّةُحَـق ، وَالنّـارُ حَـق ، وَالنَّبِـيّونَ حَـق ، وَمـحَمَّدٌحَـق ، وَالسّـاعَة ُحَـق] [اللّهُـمَّ لَكَ أَسْلَمت ، وَعَلَـيْكَ تَوَكَّلْـت ، وَبِكَ آمَنْـت ، وَإِلَـيْكَ أَنَبْـت ، وَبِـكَ خاصَمْت ، وَإِلَـيْكَ حاكَمْـت. فاغْفِـرْ لي مـا قَدَّمْتُ ، وَما أَخَّـرْت ، وَما أَسْـرَرْت ، وَما أَعْلَـنْت ] [أَنْتَ المُقَـدِّمُ وَأَنْتَ المُـؤَخِّر ، لا إِاـهَ إِلاّ أَنْـت] [أَنْـتَ إِلـهي لا إِاـهَ إِلاّ أَنْـت].”

“Allaahoemma laka lh’amdoe Anta noeroe ssamaawaatie wa l-ardie wa men fiehien, wa laka lh’amdoe Anta qayyiemoe ssamaawaatie wa l-ardie wa men fiehienna, [wa laka lh’amdoe anta Rabboe ssamaawaatie wa l-ardie wa men fiehien] [wa laka lh’amdoe laka moelkoe ssamaawaatie wa l-ardie wa men fiehien] [wa laka lh’amdoe Anta Malikoe ssamaawaatie wa l-ardie] [wa laka lh’amdoe] [Anta lh’aqqoe, wa wa’doeka lh’aqqoe, wa qawloeka lh’aqqoe wa liqaa-oeka lh’aqq, wa ldjannatoe h’aqqoen, wannaaroe h’aqqoen, wa nnabieyyoeena h’aqqoen, wa Moehammadoen (Salla llaahoe ‘alayhie wa sallema) h’aqqoen, wassaa’atoe h’aqqoen] [Allaahoemma laka aslemtoe, wa ‘alayka anabtoe, wa bieka khaasamtoe, wa ielayka h’aakamtoe. Faghfierlie ma qaddamtoe, wa maa akkhartoe, wa maa asrartoe, wa maa a’lantoe] [Anta lmoeqaddiemoe, wa Anta lmo-akhieroe la ielaaha iellaa Ant] [Anta ielaahie laa ielaaha iellaa Ant]”.

[1] Al-Boekhaarie 1/181, Moesliem 1/419.
[2] Aboe Daawoed, Ibn Maadjah, An-Nasaa-ie, At-Tirmidhie. Zie Al-Albaanie, Sah’ih’ At-Tirmidhie 1/77 en Sah’ih’ Ibn Maadjah 1/135.
[3] Moesliem 1/534.
[4] Moesliem 1/534.
[5] Overgeleverd door Aboe Dawoed 1/203, Ibn Maadjah 1/265 en Ahmed 4/85. In een versie in Moesliem is het door Abdoellah Ibn ‘Omar moge Allah tevreden met hem zijn overgeleverd.
[6] De Profeet was gewend dit te reciteren wanneer hij ’s nachts opstond om het Tahadjjoed te bidden.
[7] Al-Boekhaarie, uit Al-‘Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 3/3, 11/116, 13/371, 423, 465. Zie ook Moesliem voor de ingekorte versie, 1/532

Check Also

Hoe prees de profeet Allah?

Hoe prees de profeet Allah? 266. ‘Abdoellah ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) heeft …