In de 7e eeuw na Chr. werd in Arabië de grondslag voor een nieuwe godsdienst gelegd. Ze werd bekend als de islam, wat ?nderwerping aan Allah (God)’ betekent. De aanhanger ervan werden moslims genoemd. Ze wilden hun geloof zo ver mogelijk verspreiden en in minder dan 100 jaar breidden ze hun rijk uit van Spanje tot de grenzen van India.
Door de eeuwen heen namen ze steeds meer land van het Byzantijnse rijk af. Enkele malen bedreigden ze ook het christelijk Europa. In Frankrijk werden ze in 732 door Karel Martel bij Poitiers verslagen: zijn kleinzoon bestreed in de Pyreneeen en op de Middellandse Zee.
Ze beheersten enige tijd Sicilië en voerden in 846 zelfs aanvallen uit in de buurt van Rome. Van de 11e tot de 13e eeuw organiseerden de christenen kruistochten om de controle over het Heilige Land over te nemen, maar dat leverde uiteindelijk niets op.
In 1453 veroverden de Ottomaanse Turken ten slotte de overblijvende gebieden van het Byzantijnse rijk. De legendarische sultan Fatih Sultan Mehmed nam Constantinopel in.
Verspreiding van het geloof
Toen de profeet Mohammed in 632 stierf, begon een lange periode van veroveringen. Islamitische krijgers op paarden en kamelen trokken naar het noorden om het Byzantijnse rijk aan te vallen. Tien jaar na de dood van de Profeet waren Syrie, Palestina en Egypte in Arabische handen gevallen. De islamieten trokken door Noord-Afrika naar het westen; in het oosten veroverden ze Irak, Perzie en Afghanistan. Overal waar ze kwamen verkondigden ze hun geloof. Vaak werden ze door de plaatselijke bevolking uitbundig verwelkomd, want de overheersing door de Byzantijnse christenen was helemaal niet populair. Miljoenen mensen bekeerden zich tot de islam. Vele christenen en joden wensten niet bekeerd te worden. Meestal lieten de islamitische vorsten hen met rust.
De eerste kaliefen (of heersers) waren allemaal Arabieren. Later kwam de macht in de handen van de Turken. Het waren oorspronkelijk nomaden die naar islamitische gebieden in Centraal-Azie waren getrokken, er waren bekeerd en veel macht hadden verworven.
De handel
Dankzij het islamitische rijk werd handeldrijven in het Nabije Oosten gemakkelijker dan voordien. De goederen konden over het gehele grondgebied worden vervoerd zonder over een vijandige grens te moeten trekken. Een enkele gouden munt, de dinar, was over het gehele rijk in omloop.
Vele goederen werden over de zee vervoerd. De islamieten importeerden hout uit India en Venetie in ruil voor goud uit West-Afrika, Arabie, Oost-Europa en zelfs Tibet. Andere goederen werden over het hele land vervoerd door kamelen, ezels, muilezels of paarden, die tot een kleine stoet of karavaan waren samengevoegd.
Produkten als glas en laken uit Syrie vonden hun weg in de islamitische landen, net zoals suiker, dat aanvankelijk in Irak en later ook in Egypte werd verbouwd. Kruidnagel, peperkorrels, gember en andere specerijen uit het Verre Oosten werden door Chinese kooplieden naar Tibet gebracht. Daar werden ze aan de Arabieren verhandeld
De Verspreiding van de Islam
In 1450 was de moslimwereld veel uitgestrekter dan de christelijke en de islam breidde zich steeds verder uit na die dagen. Terwijl de Spanjaarden een nieuw rijk veroverden in Amerika en Portugal in India en Oost-Indie zijn gebied uitbreidde, drongen de Ottomaanse moslims door in Centraal-Europa en liepen Hongarije onder de voeten.
In India rukten de mogoel-keizers steeds verder naar het zuiden op tot ze bijna het hele schiereiland onder controle hadden. Een derde groot islamitisch, het Safaviedenrijk, ontstond omstreeks 1500 in Perzie. Het islamgeloof werd ook verder verbreid in Afrika, Centraal-Azie en vorderde opmerkelijk snel in Maleisie en Indonesië.