Broederschap in de Islam
Alle lof zij Allah en zegeningen en vrede zij met Mohammed, zijn familie, zijn metgezellen en zijn volgelingen.
De moslims zijn door Allah uitgeroepen tot broeders in het geloof. En eenieder dient te weten dat alle overige banden ondergeschikt zijn aan de band die een moslim met zijn broeder heeft, zelfs de familiebanden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Slechts de gelovigen zijn broeders van elkaar.” (Soerat al-Hoedjoeraat: 10)
En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En dankzij Zijn gunst werden jullie broeders (van elkaar).” (Soerat Aali cImraan: 130)
Dit laatste vers is geopenbaard om de Aws en Khazradj (twee stammen die woonachtig waren in Medina) aan hun situatie te herinneren voor de komst van de Islam. Zij waren namelijk met elkaar in oorlogen verwikkeld en ze konden elkaars bloed wel opdrinken. Het was de Islam die hen wist te verenigen en de haat en nijd omzette in liefde en saamhorigheid. De Islam leerde hen dat de moslims onderling één geheel moesten vormen, de Profeet (vrede zij met hem) zei: “De moslims zijn wat betreft de liefde, genade en mededogen (die zij voor elkaar hebben) als één lichaam. Wanneer een deel ervan lijdt (aan ziekte), dan lijdt het gehele lichaam mee in de vorm van koorts en slapeloosheid…”
Ook leerde de Islam hen om voor hun broeders datgene te wensen wat zij voor zichzelf wensen en dat het afgelopen moest zijn met de zelfingenomenheid die gebaseerd was op zaken zoals het eren van de voorvaderen en plaats van afkomst. Zij zouden nu samen moeten gaan werken om het goede te verkondigen en het slechte af te raden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Helpt elkander in het verrichten van het goede en godsvrucht. En helpt elkander niet in het verrichten van de zonde en agressie.” (Soerat al-Maa’idah: 2)
De Islam zorgde ervoor dat hun harten gereinigd werden en dat hun slechte karaktereigenschappen plaats maakten voor nobele eigenschappen zoals oprechtheid en rechtvaardigheid. Hun leven stond alleen nog in het teken van de geboden en verboden van Allah, de Verhevene. Daarnaast leerden zij om een afkeer te hebben van Shirk (veelgodendienst) en zijn mensen. Al waren het hun eigen ouders en naaste familie. Dit omdat Allah zegt:
“O, jullie die geloven! Neemt jullie vaders en jullie broers niet als Awliyaa’ (helpers en geliefden) als zij Koefr (ongeloof) boven Imaan (het geloof) verkiezen…” (Soerat at-Tauwbah: 23)
En het werd hen verboden iemand te gehoorzamen als dit leidt tot ongehoorzaamheid aan Allah. De Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) zegt: “Het mag niet zo zijn dat (een persoon) een schepsel (van Allah) in iets gehoorzaamt waardoor hij Allah ongehoorzaam is.”
Door zich aan de voorschriften van Allah te houden, verdienden zij het om de beste Oemmah (gemeenschap) te zijn. Allah zegt:
“Jullie zijn de beste gemeenschap die ooit is voortgebracht voor de mensen, opdat jullie het goede verkondigen en het slechte afraden en in Allah geloven.” (Soerat Aali cImraan: 110)
Deze gemeenschap die de voorkeur kreeg boven de rest van de gemeenschappen, is een gemeenschap die enkel en alleen uitnodigt naar het goede waarnaar Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) ook hebben uitgenodigd, namelijk de Tawhied (eenheid van Allah) en at-Taacah (het opvolgen van de regels). Ook raadt deze gemeenschap al datgene af wat de Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) heeft afgeraden, zoals Koefr (ongeloof), Shirk (veelgodendienst), zonden en verdorvenheid. Deze genoemde zaken, namelijk het verkondigen van het goede en het afraden van het slechte, zijn ook de zaken die een persoon tot deze achtenswaardige gemeenschap doen behoren. Een gemeenschap die door Allah zo is verenigd en waarvan het geloof en de grondslagen één zijn gemaakt, mag niet verbrokkelen en onderling in strijd raken. Dit leidt slecht tot het verzwakken van deze gemeenschap, waardoor het weer makkelijk wordt voor haar vijanden om haar te bestoken. En houdt altijd in jullie gedachte dat onze geloof, overtuiging en Qiblah één zijn, dus waarom al deze onenigheden? En luistert naar Allah de Verhevene als Hij ons opdraagt om één gemeenschap te zijn die zich aan Zijn boek en Zijn geloof houdt en het ons niet toestaat om uit elkaar te drijven en uiteen te vallen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En houdt allen vast aan het koord (geloof) van Allah en weest niet verdeeld.”
(Soerat Aali cImraan: 103)
Daarom zien wij dat Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) de nadruk leggen op alles wat de eendracht van deze gemeenschap versterkt en waarschuwen voor datgene wat deze eendracht schaadt. Zo zien wij dat Allah de moslim opdraagt om zich rechtvaardig en vriendelijk op te stellen tegenover zijn broeders. Dat hij enkel en alleen de waarheid spreekt, zich onthoudt van alle vulgaire taalgebruik, liefdadigheid geeft aan de armen en de behoeftige enz. Het is zelfs zo dat iedere moslim binnen de Islam rechten heeft tegenover de andere, zo begroet een moslim zijn broeder met de Islamitische groet. Niest hij, en zegt hij “alhamdoelilah”, dan dient de andere het volgende hierop te zeggen: “Jarhamoek Allah”, waarop de eerste weer antwoordt: “Jahdikoem Allah wa jaslih baalakoem.” Ook behoren tot deze rechten het bezoeken van je zieke broeder en het bijwonen van zijn begrafenis.
Een moslim moet zijn broeder onvoorwaardelijk steunen en mag zich niet schuldig maken aan zaken die een scheiding kunnen veroorzaken tussen de moslims, zoals roddelen, lasterpraat en het bespotten van elkaar. Een moslim mag een moslim zelfs niet met een woord kwetsen, laat staan dat hij hem slaat. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “het uitschelden van een moslim is verdorvenheid, en hem bestrijden is koefr (ongeloof)”
Ook leert een overlevering ons dat het wijzen naar je broeder met een ijzeren staaf reden genoeg is om vervloekt te worden door de engelen. En wanneer twee moslims elkaar bestrijden met hun zwaarden, zij beide het Vuur zullen binnentreden.
Het is juist de bedoeling dat moslims elkaar liefhebben, elkaar helpen en elkaar datgene wensen wat zij zichzelf wensen. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De moslim is de broer van de (andere) moslim. Hij begaat geen onrecht tegenover hem, overhandigt hem niet (aan de vijand) en laat hem niet in de steek.”
De moslim mag niet neerkijken op andere moslims en hen vernederen. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “…Alles (wat toebehoort aan) een moslim is Haraam (verboden) voor de andere moslim, zijn bloed, zijn bezit en zijn eer.”
Wat is nou de definitie van een ware moslim? Wij laten de Profeet (vrede zij met hem) deze vraag zelf beantwoorden, hij (vrede zij met hem) zei: “een moslim is hij die de moslims niet tot overlast is met zijn tong en hand…”
Volgens hem (vrede zij met hem) heeft degene die zijn buurman slecht behandelt geen Imaan (geloof), hij (vrede zij met hem) zei namelijk: “Bij Allah, Hij gelooft niet, diegene wiens buurman niet veilig is voor zijn kwaadwilligheden.”
Ook bestempelde hij (vrede zij met hem) degene die vermeden wordt door de mensen, uit angst voor diens onrecht en kwaad, als de slechtste onder hen. Hij (vrede zij met hem) zei: “De slechtste onder de mensen is degene die door de mensen vermeden wordt uit angst voor zijn kwaadwilligheid.”
En toen Bilaal zijn beklag deed bij de Profeet (vrede zij met hem) over het feit dat Aboe Dharr hem uitmaakte voor de zoon van een zwarte vrouw zei de Profeet (vrede zij met hem) tegen Aboe Dharr: “O Aboe Dharr, heb je hem uitgescholden voor zijn moeder? Waarlijk, jij bent een persoon die eigenschappen van Djaahilyah (onwetendheid) in zich heeft.”
Een andere voorbeeld is wanneer Aboe Soefyaan (toentertijd nog Kaafir) langs een stel moslims kwam, waaronder Soehayb, cAmmaar en Bilaal, en zij tegen hem zeiden: “De zwaarden van Allah wisten de vijand van Allah niet voldoende te schaden zoals wij hadden gehoopt.” Waarop Aboe Bakr tegen hen zei: “Dit zeggen jullie toch niet tegen de leider van Qoeraysh en haar meester?” En toen hij vervolgens deze gebeurtenis aan de Profeet (vrede zij met hem) vertelde, zei deze: “O Aboe Bakr, Je zal ze toch niet boos hebben gemaakt? Want als je hen boos hebt gemaakt dan heb je Allah boos gemaakt.” Aboe Bakr, de meest achtenswaardige persoon van deze Oemmah na de Profeet (vrede zij met hem) keerde daarna terug om vergeving te vragen van Soehayb, cAmmaar en Bilaal en zei tegen hen: “heb ik jullie boos gemaakt?” Waarop zij antwoordden: “Nee! Moge Allah jou vergeven.”
Het is verplicht gesteld voor degene die zijn broeder onrecht heeft aangedaan om hem vergeving te vragen en hem in het gelijk te stellen in dit wereldse leven. Gebeurt dit niet, dan zal dit alsnog moeten gebeuren op de Dag des Oordeels, maar dan moet de onrechtpleger dit bekopen met zijn eigen Hasanaat (beloningen). Heeft hij deze niet dan worden de Sayyi’aat (zonden) van zijn slachtoffers bij zijn eigen sayyi’aat opgeteld. Dus onthoudt jullie van het plegen van onrecht tegenover anderen als jullie op de Dag des Oordeels willen zegevieren! En houdt altijd in gedachten dat de tong de voornaamste reden is voor jullie vernietiging in dit wereldse leven en in het hiernamaals. De Profeet (vrede zij met hem) zei tegen Moecaadh terwijl hij zijn (eigen) tong vasthield: “Houd deze in het geding.” Waarop Moecaadh zei: “O! boodschapper van Allah, worden wij kwalijk genomen voor datgene wat wij zeggen.” De Profeet (vrede zij met hem) antwoordde: “Moge jouw moeder gekweld worden door jouw dood (een uitspraak van de arabieren die niet gemeend is) Er is niets dat de mensen (meer) op hun gezichten in het Vuur doet vallen, dan de opbrengsten van hun tongen.”
De tong kan of een bron van goedheid zijn, door bijvoorbeeld de getuigenis uit te spreken, Allah te prijzen en het goede te verkondigen, ofwel een bron van kwaad door bijvoorbeeld Koefr (ongeloof) uit te spreken, het slechte te verkondigen en mensen lastig te vallen. En vaak hebben de mensen het gevoel dat de uitspraken die zij doen onschuldig zijn. Maar toen cAa’ieshah tegen de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Safiyyah (de vrouw van de Profeet, vrede zij met hem) is zus en zo… -refererend naar haar korte lengte- zei de Profeet (vrede zij met hem) tegen haar: “Jij hebt een woord uitgesproken, als dit met de zee zal worden gemengd, dan zal het volstaan.”
Met andere woorden de ernst en de bedorvenheid van dit woord zijn zo sterk dat ze zelfs de zee bederven als zij daarmee in aanraking komen.
En tijdens de Hemelvaart van de Profeet (vrede zij met hem) zag hij een verzameling van mensen met koperen nagels waarmee zij hun gezichten en borsten openkrabden. De Profeet (vrede zij met hem) vroeg aan Djibriel (vrede zij met hem): “Wie zijn deze mensen?” Waarop Djibriel (vrede zij met hem) antwoordde: “Dat zijn degenen die de vlezen van mensen eten (door over hen te roddelen) en hun eer aantasten.”
En in plaats van het bezig zijn met de tekortkomingen en mankementen van anderen, waarom niet bezig zijn met het verbeteren van onszelf. En weet dat wanneer iemand slecht over anderen spreekt, dat anderen ook slecht over hem zullen spreken.
En tenslotte adviseren wij de vrouwen wanneer zij bij elkaar komen om de tijd goed te benutten. Door gesprekken te voeren over het geloof en Allah te gedenken. En houdt jullie niet bezig met wie laatst getrouwd is, gescheiden is, ruzie heeft, gekocht heeft of gezegd heeft. En kijkt uit dat jullie niemand zonder gegronde bewijzen ergens van beschuldigen en vooral als het gaat om de eer van een andere vrouw. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Waarlijk, degenen die de vrome, onschuldige, gelovige vrouwen beschuldigen (van ontucht) zijn vervloekt in het wereldse en in het Hiernamaals en hen komt een overweldigende bestraffing toe. Op die Dag zullen hun tongen en hun handen en hun voeten tegen hen getuigen over (datgene) wat zij pleegden te doen.” (Soerat an-Noer: 23)
En begenadigd is hij, die zijn tong in bedwang weet te houden, huilt om de zonden die hij pleegde te verrichten, zich bezig houdt met het verbeteren van zichzelf en anderen aanspoort tot het goede op een beste wijze.
En Alle lof zij Allah, de Heer der werelden.