vrijdag , november 22 2024
Home | Artikelen | 40 Hadeeth Nawawi | Hadith 24 : Het verbod op het plegen van onrecht

Hadith 24 : Het verbod op het plegen van onrecht

Hadith 24 : Het verbod op het plegen van onrecht

Aboe Dharr al-Ghifaariy overlevert dat de Profeet over zijn Heer verhaalt dat Hij heeft gezegd:

“O Mijn dienaren, Ik heb voor Mijzelf onrecht verboden en heb dat onder jullie ook verboden gemaakt. Doe elkaar dan ook geen onrecht aan. O Mijn dienaren, jullie zijn allen dwalenden, behalve degene die Ik geleid heb; vraagt Mij daarom om geleid te worden en Ik zal jullie leiden. O Mijn dienaren, jullie lijden allen honger, behalve degene die Ik gevoed heb; vraagt Mij daarom om gevoed te worden en Ik zal jullie voeden. O Mijn dienaren, jullie zijn allen naakt, behalve degene die Ik gekleed heb; vraagt Mij daarom om gekleed te worden en Ik zal jullie kleden. O Mijn dienaren, waarlijk, jullie begaan dag en nacht zonden en Ik vergeef alle zonden; vraagt Mij daarom om vergiffenis en Ik zal jullie vergeven.

O Mijn dienaren, jullie zijn niet in staat om Mij te benadelen met enig nadeel. En jullie zijn niet in staat om Mij te bevoordelen met enig voordeel. O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn net zo godvrezend zijn als de meest godvrezende persoon onder jullie, dan zou dat niets aan Mijn Heerschappij toevoegen. O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn net zo verdorven zijn als de meest verdorven persoon onder jullie, dan zou dat niets aan Mijn Heerschappij afdoen. O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn, allemaal op één vlakte staan en Mij vragen, en Ik iedereen zou geven wat hij wenst, dan zou dat niet meer verminderen van wat Ik heb (aan bezit), dan dat wat een naald onttrekt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt.

O Mijn dienaren, het zijn uitsluitend jullie daden (waarop jullie afgerekend zullen worden) die Ik voor jullie optel en daarnaar zullen jullie beloond worden. Wie het goede treft (in het Hiernamaals), moet Allah prijzen (Alhamdoelillah zeggen). En wie iets anders dan dat treft, laat hem niemand anders dan zichzelf verwijten.”

(Overgeleverd door Moeslim)

Uitleg

Deze overlevering wordt een ‘hadieth qoedsiy’ genoemd, want in zo’n overlevering verhaalt de Profeet  op autoriteit van Allah.

Hij heeft gezegd: “O, Mijn dienaren, Ik heb voor Mijzelf onrecht verboden.” In deze overlevering maakt Allah, de Verhevene, duidelijk dat Hij voor Zichzelf onrecht heeft verboden. Hij doet niemand onrecht aan door hem of haar extra zonden toe te schrijven of door beloningen in mindering te brengen. Zoals Hij, de Verhevene, heeft gezegd:

“En wie goede daden verricht terwijl hij gelovig is, hoeft niet bang te zijn voor onrecht en niet (voor) verlies.”

       (Soerat Taa Haa: 112)

‘En heb dat onder jullie ook verboden gemaakt.’ Het is verboden elkaar onrecht aan te doen, daarom zei Hij: “Doe elkaar dan ook geen onrecht aan.”

‘O, Mijn dienaren, jullie zijn allen dwalenden, behalve degene die Ik geleid heb; vraagt Mij daarom om geleid te worden en Ik zal jullie leiden.’ De dienaren zijn allen dwalenden wat betreft hun kennis en daden, behalve degene die door Allah geleid wordt. Daarom dient men leiding te vragen aan Allah. Hij heeft gezegd: “Vraagt Mij daarom om geleid te worden en Ik zal jullie leiden.” Leiding omvat hier leiding tot kennis en welslagen.

“O, Mijn dienaren jullie lijden allen honger, behalve degene die Ik gevoed heb; vraagt Mij daarom om gevoed te worden en Ik zal jullie voeden.” Hier geldt weer dezelfde uitleg als hiervoor. Allah vraagt van Zijn dienaren dat zij Hem vragen om voedsel en Hij zal hen voeden. Degene Die het weidegras doet groeien en de uiers rijkelijk doet vloeien is Allah, de Verhevene, zoals Hij heeft gezegd:

“Hoe denken jullie dan over wat jullie zaaien? Zijn jullie het die het doen groeien of zijn Wij Het Die doen groeien?”

(Soerat al-Waaqicah: 63-64)

En ook de bezittingen waarmee men zaait zijn immers van Allah, de Verhevene.

‘O, Mijn dienaren, jullie zijn allen naakt.’ Met andere woorden, ieders intieme lichaamsdelen zijn onbedekt, behalve degene die Allah kleedt en het hem mogelijk en makkelijk maakt om aan kleding te komen. Daarom heeft hij gezegd: “Behalve degene die Ik gekleed heb; vraagt Mij daarom om gekleed te worden en Ik zal jullie kleden.” De kleding van de zonen van Adam (de mensen) is iets dat Allah uit de aarde heeft voortgebracht. En als Hij, de Verhevene, wil, kan Hij dat onmogelijk maken.

‘O Mijn dienaren, waarlijk, jullie begaan dag en nacht zonden.’ Deze uitspraak komt overeen met de volgende uitspraak van de Profeet : “Iedere zoon van Adam (mens) begaat zonden en de beste zondeplegers zijn zij die berouw tonen.”

(Overgeleverd door al-Boekhaari)

De mensen begaan dag en nacht zonden – en dat is in strijd met het bevel van Allah en Zijn Profeet  – door een verboden zaak te verrichten of door een gebod na te laten. Echter deze zonden hebben, Allah zij dank, wel een geneesmiddel. En dat is: “Vraagt Mij daarom om vergiffenis en Ik zal jullie vergeven.” Vergiffenis ofwel ‘al-Maghfirah’ betekent het bedekken en overzien van de zonde.

‘O Mijn dienaren, jullie zijn niet in staat om Mij te benadelen met enig nadeel. En jullie zijn niet in staat om Mij te bevoordelen met enig voordeel.’ Allah heeft niemand nodig. Zelfs al zouden alle bewoners van de aarde ongeloof begaan, zij zullen daardoor Allah geen nadeel berokkenen. En zelfs als alle bewoners van de aarde gelovig zijn, zullen zij Allah van geen enkel voordeel kunnen voorzien. Allah heeft namelijk geen van Zijn schepselen nodig.

‘O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn net zo godvrezend zijn als de meest godvrezende persoon onder jullie, dan zou dat niets aan Mijn Heerschappij toevoegen.’ Het feit dat iemand Allah gehoorzaamt, daar heeft alleen hij zelf baat bij. Allah Zelf heeft daar geen voordeel van, want Hij heeft daar geen behoefte aan. Dus al zouden de mensen allemaal zo godvrezend zijn als de meest godvrezende persoon, dan zou dat niets aan Allah Zijn Heerschappij toevoegen.

‘O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn net zo verdorven zijn als de meest verdorven persoon onder jullie, dan zou dat niets aan Mijn Heerschappij afdoen.’ Dit omdat Allah geen behoefte heeft aan ons. Zouden dus alle mensen en djinn net zo verdorven zijn als de meest verdorven persoon, dan zou dat niets aan Allah Zijn Heerschappij verminderen.

‘O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn, allemaal op één vlakte staan en Mij vragen, en Ik iedereen zou geven wat hij wenst, dan zou dat niet meer verminderen van wat Ik heb (aan bezit), dan dat wat een naald onttrekt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt.’ Dit vanwege Zijn complete Generositeit en omvangrijke Bezit. Zou Hij dus iedereen geven wat hij wil, dan zal dit niets verminderen aan Zijn Bezit.

En wat betreft de uitspraak van Allah: “Dan dat wat een naald onttrekt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt,” dit benadrukt het feit dat het onmogelijk is dat er maar iets aan Zijn Bezit wordt verminderd. Het is algemeen bekend dat een naald niets van de hoeveelheid zeewater vermindert, wanneer deze in de zee wordt gedoopt en vervolgens eruit wordt gehaald. Het vochtig worden van een naald is in feite niets.

‘O Mijn dienaren, het zijn uitsluitend jullie daden (waarop jullie afgerekend zullen worden) die Ik voor jullie optel.’ Met andere woorden, Allah houdt alle daden bij en die worden voor de mens opgeschreven.

‘En daarnaar zullen jullie beloond worden. Wie het goede treft (in het Hiernamaals), moet Allah prijzen (Alhamdoelillah zeggen). En wie iets anders dan dat treft, laat hem niemand anders dan zichzelf verwijten.’  Ondanks dit, vertienvoudigt Allah, de Verhevene, de beloning van de Hasanah (goede daad) en Hij vermenigvuldigt die tot zevenhonderd en zelfs tot meerdere keren. Daarentegen vergeldt Allah de Sayyi’ah (slechte daad) slechts met haar gelijke, of vergeeft Hij deze, mits men niet als polytheïst overlijdt. En Allah weet het beter.

Deze overlevering van de metgezel ِAboe Dharr al-Ghifaari is heel belangrijk. Hierin verhaalt de Profeet  op autoriteit van Zijn Heer, Die zegt: “Ik heb voor Mijzelf onrecht verboden.” Deze overlevering is tevens door Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah uitgelegd in een zeer leerzame verhandeling, en ook door Ibn Rajab in zijn uitleg op de veertig overleveringen van an-Nawawi.

Wat leert deze overlevering ons?

  • De overlevering waarin de Profeet  overlevert op autoriteit van zijn Heer wordt ook wel een Hadith Qoedsiy genoemd.

  • Allah heeft onrecht voor Zichzelf verboden, vanwege Zijn complete Rechtvaardigheid, terwijl Hij bij Machte is om onrecht te begaan, de weldoener zijn beloningen te verminderen of meer slechte daden te noteren voor de zondaar dan deze werkelijk heeft gepleegd. Hij, de Verhevene, doet dat echter absoluut niet. Vanwege Zijn complete Rechtvaardigheid, heeft hij dit voor zichzelf verboden.

  • Onrecht onder de mensen is ook verboden. De Profeet  heeft duidelijk gemaakt dat het verbod op onrecht van toepassing is op leven, rijkdom en eer. Vandaar dat hij  tijdens cIed ul-Adhaa (het offerfeest) in Minah heeft gezegd: “Waarlijk, jullie bloed, rijkdom en eer is voor jullie heilig, zo heilig als deze dag van jullie, in deze maand van jullie en in dit land van jullie.”
    (Overgeleverd door al-Boekhaariy en Moeslim)

  • In principe is de mens dwalend en onwetend, dit op basis van de volgende Uitspraak van Allah:

“En Allah bracht jullie uit de buiken van jullie moeders voort terwijl jullie niets wisten.”

(Soerat an-Nahl: 78)

En de volgende uitspraak van Allah in deze overlevering wijst erop dat de mens oorspronkelijk misleid en onwetend is: “O Mijn dienaren, jullie zijn allen dwalenden, behalve degene die Ik geleid heb; vraagt Mij daarom om geleid te worden en Ik zal jullie leiden.”

           

  • De verplichting om leiding te vragen van Allah, dit op basis van de uitspraak van Allah: “Vraagt Mij daarom om geleid te worden en Ik zal jullie leiden.”

  • De mens en alle dienaren lijden honger en hebben behoefte aan voedsel, behalve degene die Allah gevoed heeft. Tevens komt uit dit leerpunt naar voren dat de mens zijn Heer moet vragen en dat men moet volstaan met het vragen van Allah, waardoor het overbodig wordt om de mensen te vragen. Hij zegt: “Vraagt Mij daarom om gevoed te worden en Ik zal jullie voeden.”

  • De mensen zijn naakt, behalve degene die Allah gekleed heeft en voor wie Hij het mogelijk en gemakkelijk heeft gemaakt om aan kleding te komen, daarom heeft Hij gezegd: “Vraagt Mij daarom om gekleed te worden en Ik zal jullie kleden.” Allah heeft de naaktheid genoemd na het noemen van voedsel, omdat voedsel als gewaad gezien kan worden voor het innerlijk, en kleding een gewaad is voor het uiterlijk.

  • De kinderen van Aadam plegen allen dag en nacht veelvoudig zonden, maar daartegenover staat de Vergiffenis van Allah, de Verhevene. Allah vergeeft alle zonden, zoals Hij heeft gezegd:

“Zeg: ,,O Mijn dienaren die buitensporig tegenover zichzelf zijn, wanhoopt niet aan de Genade van Allah. Waarlijk, Allah vergeeft alle zonden. Waarlijk, Hij is de Vergevingsgezinde, de Meest Barmhartige.”

 (Soerat az-Zoemar: 53)

Hieruit vloeit voort dat de mens de waarde van zichzelf moet kennen. Zodra men een zonde begaat, moet men direct vergiffenis vragen aan Allah. Hoeveel de zonden ook mogen zijn, Allah vergeeft ze allemaal, indien men Allah om vergiffenis vraagt. Dit op basis van de volgende uitspraak van Allah: “En Ik vergeef alle zonden; vraagt Mij daarom om vergiffenis en Ik zal jullie vergeven.”

  • O Mijn dienaren, jullie zijn niet in staat om Mij te benadelen met enig nadeel. En jullie zijn niet in staat om Mij te bevoordelen met enig voordeel.’ Dit omdat Allah onafhankelijk is van al Zijn schepselen. Eén van Zijn namen is al-cAziez (de Dierbare), die zo Verheven is dat geen enkele vorm van nadeel Hem toekomt. Tevens is Hij  al-Ghaniyy (de Rijke), al-Hamied (de Prijzenswaardige) en daarom hoeft Hij naar niets of niemand te verlangen om Hem te baten. Niemand is in staat om Hem nadeel toe te brengen, dit vanwege Zijn complete Onafhankelijkheid.

  • ‘O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn net zo godvrezend zijn als de meest godvrezende persoon onder jullie, dan zou dat niets aan Mijn Heerschappij toevoegen.’ Dit vanwege Zijn complete Onafhankelijkheid. Vandaar dat de gehoorzaamheid van Zijn dienaren geen nut voor Hem heeft en de zonde van de zondaar Hem geen kwaad kan doen. De bedoeling achter deze bovengenoemde zin is het aansporen tot het gehoorzamen van Allah en het uit de buurt blijven van het zondigen tegenover Hem.

  • ‘O Mijn dienaren, al zouden jullie eerste tot en met jullie laatste, en (alle) mensen en djinn, allemaal op één vlakte staan en Mij vragen, en Ik iedereen zou geven wat hij wenst, dan zou dat niet meer verminderen van wat Ik heb (aan bezit), dan dat wat een naald onttrekt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt.’  Dit vanwege Zijn complete Onafhankelijkheid en omvangrijke Bezit. Uit deze zin leren wij dat Allah, de Verhevene, zeer rijk en genereus is.

‘Dan zou dat niet meer verminderen van wat Ik heb (aan bezit), dan dat wat een naald onttrekt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt.’ Eerder hebben wij duidelijk gemaakt dat de bedoeling hierachter is: het benadrukken van het feit dat dit niets aan Allah Zijn Bezit vermindert.

  • Het zijn uitsluitend jullie daden…’ Hieruit leren wij dat men elkaar moet aansporen tot het verrichten van goede daden, zodat men het goede zal treffen op de Dag des Oordeels.

  • Allah doet de mensen in niets onrecht aan.

  • De zondaar zal zichzelf verwijten op een Dag wanneer verwijt noch spijt hem zal baten. Dit op basis van de volgende uitspraak van Allah: “En wie iets anders dan dat treft, laat hem niemand anders dan zichzelf verwijten.”

Check Also

Hoe prees de profeet Allah?

Hoe prees de profeet Allah? 266. ‘Abdoellah ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) heeft …